Politiek & wetenschap

Het taallat-taaltje

Schrijver Bernard Dewulf hoorde in het VRT-programma De Afspraak twee onderwijsspecialisten praten over ‘de lat’ en waar die in het taalonderwijs moet liggen. Wat hem het meest opviel: de kromtaal van de specialisten zelf.

Daarmee legt Dewulf de vinger op een erg tere plek. Academici, onderwijsspecialisten, topdokters, politici behoren tot de hoogst opgeleide mensen in Vlaanderen. Hoe die met hun moeder praten of met vrienden op café zegt niets over waar de lat tijdens hun schooltijd voor Nederlands moet hebben gelegen. Maar in een programma van de nieuwsdienst halen ze beslist hun beste Nederlands boven. Zoals Dewulf laat zien, was dat in dit debat over onderwijs een verminkt taaltje. Van wie zouden jongeren dan een Nederlands kunnen leren dat ook in Nijmegen en Alkmaar moeiteloos en zonder ondertitels te begrijpen valt?

Hieronder Bernard Dewulfs column uit DS Weekblad van 8 september 2018.

 

MUGGEN

‘We moeten de lat hoger leggen.’ Hoe vaak heb ik dat de afgelopen eerste schoolweek niet gehoord. In zo’n week komt vanouds ineens een merkwaardig soort volk, als nazomermuggen, aan het licht: onderwijsspecialisten.

De ‘lat’, zo begreep ik al snel, moet overal hoger in ons onderwijs, alsof dat een soort hoogspringen is. Vooral moet de lat omhoog in ons taalonderricht. Want dat is ‘dramatisch’.

Wie het zegt.

Ik hoorde het twee als ‘onderwijsspecialisten’ aangekondigde gasten zowat gezamenlijk zeggen op tv. Ze waren uitgenodigd om over die lage lat te praten in hun eigen gespecialiseerde taal.

Want dát, lijkt me, mag ik van een specialist verwachten. Enig specialisme. Dat ze minstens boven hun eigen hoger te leggen, te laag liggende lat raken. Toch?

Ze moeten voor mij niet polsstokspringen, maar een beetje niveau is een minimum.

Laat ik duidelijk zijn. Gaandeweg de uitzending met de specialisten kwam ik niet bij van verbijstering. Het was alsof hun taallat waterpas met de zeespiegel lag. En nog raakten ze er niet over.

Ik wist niet wat ik hoorde, een verminkt Nederlands.

Terwijl ze, ik herhaal en citeer, beiden volmondig pleitten: ‘We moeten de lat voor taal hoger leggen.’

Laat ik nog duidelijker zijn, en nu ga ik pas citeren.

Het verschil tussen dan en als? Nooit van gehoord. Zegt de ene ‘Hetzelfde niveau dan tien jaar geleden’, dan repliceert de andere ‘Meer als de helft van de leerlingen’. Of ze besluiten gezamenlijk: ‘De kloof is nergens zo hoog dan in Vlaanderen’.

Dan schiet een mens toch in een kloof van een lach?

Het verschil vervolgens, om maar iets te noemen, tussen omwille van en wegens? De volgorde in de eindgroep van een bijzin? Of domweg het basic onderscheid tussen het betrekkelijke die en dat? Allemaal nooit van gehoord.

Dat tettert maar aan.

En tegelijk als orakels toeteren over taal als ‘communicatie en structuur’. En het gebrek aan ‘basisvaardigheden’.

Woeha.

En uiteraard werd, en passant in de streektaal, ‘dat’ ingeslikt tot ‘da’, en ‘maar’ werd ‘ma’ – als waren het hun eerste woordjes – en een kapstok hing erbij als ‘ne kapstok’, enzovoort.

En toen was het nog maar begonnen. De eendere non-taal die die eendere muggen vervolgens zoemen rond hun gebrek aan basisvaardigheden, hun kladderige uitspraak en hun holle pretenties.

Ik citeer gewoon maar weer.

Niet alleen zijn er ‘voor het moment twee uitdagingen’, dient er ‘een focus gelegd te worden op de doorstroming’ en moet er vanzelfsprekend ‘een goeie match zijn met de leraar’.

Ook moeten ‘archaïsche structuren omgeturnd worden’, ik neem aan ergens in een turnzaal. Daarenboven heeft men alweer in het jaarlijkse jachtseizoen ‘iets te ver doorgeschoten’.

Tevens hangt uiteraard verzonken in de zuurstofarme diepzee van het onderwijsjargon ‘de prestatiemotivatie positief samen met het welbevinden’. En heeft men – het was te denken – helaas alweer het ‘gelijkekansenverhaal verkeerd ingevuld’. Alsof een verhaal een invuloefening is. Maar vooral: alsof gelijke kansen een invulbaar verhaaltje zijn. Je zult het maar durven beweren.

En dat alles tenslotte – zo waren de specialisten helemaal ‘persoonlijk van mening’, alsof ze het ook best onpersoonlijk willen menen zolang ze maar mogen muggen – komt doordat men, luistert u nu even mee, ‘de eindtermen qua taalstructuur heeft gereduceerd’.

Zelfs een eindterm zelf – die nu toch al talloos vele schooljaren kranig overleeft in de immer aanwassende wantaal van de immer aangroeiende mosselbank aan onderwijsspecialisten – heeft geen idee wat zo’n wanzin zou kunnen voorstellen.

Behalve: wij zijn mosselen en onze bank is het onderwijs.

En zo ging dat maar door. Twintig minuten televisie. En ik zou nog veel pijnlijkers kunnen citeren. Zelfs, op een gegeven moment, beweerden de taalonkundige specialisten doodleuk dat ‘elke leraar een leraar Nederlands dient te zijn’. Je moet het opnieuw maar durven. Terwijl je zelf maar wat aanlalt.

En zo, allengs gelijk de mossel, zoemt dat muggenvolk schooljaarlijks maar door.

Maar het ergste moest, zoals altijd, nog komen. Toen de onderwijsspecialisten eindelijk, unisono en finaal, na twintig minuten primetime televisie, besloten dat, hoe dan ook, ‘de leerling altijd centraal staat’, hoopte ik van harte dat er geen enkele leerling had gekeken.

Naar deze lattenklucht. Waarin zij centraal staan.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.