Goed leren lezen is een mensenrecht (en geen schoolvak)
Gesproken taal is taal, geschreven taal ook. Maar het trucje om het ene in het andere om te zetten is iets anders: het heeft het met taal te maken, maar het is er geen. Of de praatvaren onder de kleuters voorbestemd zijn om de vlotste lezers te worden, hangt er maar van af of we de dingen zo willen zien. Is goed leren lezen alleen weggelegd voor wie goed is in taal? Of biedt goed leren lezen alle kinderen de kans om beter te worden in taal? Optie twee lijkt met afstand de eerlijker kijk op de zaak te zijn. En volgens een aanzienlijke (maar door dyslexiegeroep vaak overstemde) groep leesspecialisten is ze ook realistisch: met goed leesonderwijs en voldoende tijd kan elk kind een vlotte lezer worden. (Al zijn die leesspecialisten vaak bedroevend vaag over hoe dat goede onderwijs eruitziet.)
Als elk kind goed kan leren lezen, hebben we dan het recht om het sommige kinderen niet te leren? Hebben we het recht om ze de toegang tot geschreven taal te ontzeggen of ook maar te bemoeilijken? Omdat we uit een test of uit een statistiek hebben geleerd dat ze die toegang wellicht wat moeilijker zullen vinden dan kinderen die thuis wél Nederlands praten, die meer woorden kennen, die meer kinderboeken hebben horen voorlezen?
Het punt is niet dat leerkrachten er doelbewust voor zouden kiezen om sommige kinderen niet te leren lezen. Het punt is wel dat het systematisch gebeurt. PISA- en PIRLS-onderzoek tonen dat aan. In Vlaanderen en Nederland is het aantal laaggeletterde jongeren in een kleine twintig jaar tijd verdubbeld: van één op acht naar één op vier. Laaggeletterd wil zeggen: niet leesvaardig genoeg om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijke leven. In een woord: uitsluiting.
Geen enkel schoolvak heeft een vergelijkbaar effect. Niemand ziet zijn kansen op een gezond en gelukkig leven verdampen omdat hij niet goed is in gym, in zingen, in geschiedenis of in Frans. Niet goed zijn in een schoolvak – of te weinig fut hebben om er goed in te worden – hoeft geen ramp te zijn. Niemand is in alle dingen even goed. Maar niet goed met geschreven taal uit de voeten kunnen, is wél een ramp. Het is prima als kinderen ‘andere talenten hebben’, maar gebrekkige leesvaardigheid goedmaken doen die andere talenten nooit. Dat komt omdat vlot kunnen lezen een voorwaarde is om te kunnen functioneren in een maatschappij die de meeste dingen regelt in geschreven taal én een voorwaarde om beter te worden in zowat elk vakgebied.
Maar er is nog iets. Door aandachtig te lezen, over welk vak dan ook, worden we niet alleen beter in dat vak. We worden ook beter in lezen. Waardoor de kans om méér te begrijpen en beter te worden weer groter wordt, in welk vak dan ook.
Op school is leesvaardigheid een onderdeel van het vak Nederlands. In werkelijkheid is leesvaardigheid duizend keer meer dan dat. Dat hebt u inmiddels wel begrepen. Daarom zijn we er nog lang niet over uitgepraat. In de rubrieken Taal en Lezen gaan we rustig door over wat leren lezen met taal te maken heeft, over wat u over taal moet weten om kinderen goed te leren lezen, over hoe u ze goede teksten leert schrijven en over het moois dat er her en der te lezen valt.