Dyslexie, een taalprobleem?
Mark Mieras is wetenschapsjournalist, bestsellerauteur en dyslexie-ervaringsdeskundige. Daarom wil hij meer begrip voor deze taalhandicap. Taalhandicap? Zijn kinderen die ‘niet goed zijn in lezen’ ook ‘niet goed in taal’? Mieras is niet de enige die er zo over denkt. Talloze leerkrachten zien dat ook zo. Toch is het idee vooral het resultaat van slordig denkwerk en een troebele kijk op wat denken, taal en het schrift eigenlijk zijn.
Een kindje wordt geboren, twee oortjes om te horen, twee oogjes om te zien, en in zijn hoofd een denkmachien. Dat denkmachien verwerkt informatie en slaat die op in een netwerk dat binnen de kortste keren alle kanten uitschiet. Wat associeert u bijvoorbeeld met Unicef? Verenigde Naties, kinderfonds, vooral actief in armere landen in het zuiden, werft onder meer fondsen door ambassadeurs in te zetten. Bij elk van die associaties hebt u weer nieuwe associaties. Verenigde Naties – Veiligheidsraad – oorlog. Ambassadeurs – Herman van Veen (Als hij kon toveren) – FC Barcelona (voetbal – Champions League). Enzovoort. Bovendien kunt u op elk moment uw netwerk uitbreiden door er nieuwe informatie in te integreren. Leren noemen we dat.
Dieren kunnen dat ook. Maar minder goed dan wij. Uw hond heeft waarschijnlijk weinig associaties bij Unicef, maar hij heeft er wel bij Zit!, bij katten en bij zijn favoriete merk hondenbrokken. Maar wat uw hond niet heeft, is een app om informatie over het commando Zit! in het brein van een andere hond in te planten. U hebt wél zo’n app: taal.
Maar die taal-app is niet in staat om al uw kennis over Unicef in één keer in een ander brein te kwakken. Wat u dan maar doet, is stukjes informatie aan klanken koppelen; de woorden en begrippen die op die manier ontstaan in grammaticale structuren gieten, en ze vervolgens in een rij klanken achter elkaar zetten. Taal is dus een systeem dat fragmenten van een informatienetwerk met oneindig veel dimensies (via een grammaticale tussenstap) inpakt in een eendimensionale rij van klanken. Dat inpakken is spreken, de info weer uitpakken is begrijpen.
Die taal-app is ongelooflijk complex. Maar voor de installatie ervan hoeven jonge kinderen niets te doen. Omgaan met mensen die ook zo’n app gebruiken volstaat. Dat is al 200.000 jaar zo. Een enkele keer gaat er bij de installatie iets mis, of raakt de app door een bloeding in het brein beschadigd, maar meestal doet hij het prima. Vrijwel alle mensen zijn praters.
En toen werd, een kleine 4.000 jaar geleden, het schrift uitgevonden. Maar het was een uitvinding voor de elite. Zeggen dat het schrift al 500 jaar op grote schaal wordt gebruikt, is eigenlijk behoorlijk ruimhartig. Hoe dan ook: het schrift is een recent fenomeen.
Hoe het schrift werkt, weet u wel. Het zet tekentjes op een rij. De tekentjes symboliseren klanken: de klanken die u op een rij hebt gezet, toen u bijvoorbeeld iets over Unicef wilde zeggen. Vergeleken bij de taal-app is het schrift dus ongelooflijk simpel.
Meestal zien we dat anders: een goed stuk schrijven is een karwei, een gezellige babbel is ontspanning. Maar er zijn wel meer dingen waarvan we de complexiteit verkeerd inschatten. Wiskundige vergelijkingen oplossen lijkt ook moeilijker dan iets vertellen over Unicef. Toch kan dat wiskundige denkwerk perfect door computers worden uitgevoerd. Maar er is geen enkel computerprogramma dat uw simpele mededelingen over Unicef kan vertalen zonder er een zootje van te maken. En bedenk: de input die zo’n vertaalcomputer krijgt is al in een grammaticale structuur geordend. Ú moest beginnen bij het netwerk in uw hoofd.
De echte verklaring voor het aanvoelen dat schrijven complexer is dan praten zit hem in het feit dat onze taal-app een cadeau is van de natuur, en het schrift niet. Het schrift mag dan relatief simpel in elkaar zitten, het kost altijd moeite om het te leren.
Als we het goed aanpakken, hebben kinderen een paar maanden nodig om de basis onder de knie te krijgen. In die tijd integreren ze alle informatie die ze nodig hebben om goed met het schrift uit de voeten kunnen in het informatienetwerk in hun hoofd. Sommige kinderen hebben meer tijd nodig, bij andere lijkt het helemaal niet te lukken. Maar hoe beter we het aanpakken, hoe minder van die kinderen er zijn.
Samengevat: taal is een bijzonder complex symbolensysteem dat informatie die in het brein ligt opgeslagen omzet in een rij klanken. Het schrift is een veel simpeler symbolensysteem dat die klanken omzet in tekens.
Als kinderen het met die tweede omzetting moeilijk hebben, als ze moeizaam lezen of slecht spellen, hebben ze dan een defect in het eerste systeem? Zijn ze dan ‘niet goed in taal’?
Niks van. Mark Mieras is een levend argument tegen die stelling. Hij mag dan een moeizame speller zijn, maar moeizaam spellen doet hij in keurige, welgevormde zinnen. Ook in lezingen en discussies zet hij die vlotjes in elkaar. Zijn taal-app doet het dus prima. Maar wat wél hapert, is – als het om dyslexie gaat – zijn denkmachien.